donderdag 4 februari 2010

Grote geesten (2)

Het eerste deel leest u hier.

Dat het flitsende en dynamische karakter van de Maasstad zo gehandhaafd kan blijven danken wij dus, het is reeds geschreven, aan stedebouwkundigen die ook klimatologisch zeer goed onderlegd waren.
Bij ons schijnt de zon ook wel eens (gelukkig weinig) maar dan valt niet te vrezen dat treinen, schepen en vliegtuigen onhandelbare vrachten menselijke lichamen in onze stad lozen. Waarom niet? Omdat het tocht in Rotterdam en iedere tourist (van provinciale dagjesmens tot mondiale pottekijker) wèèt dat. Op welk punt men zich ook in de binnenstad bevindt: de gebouwen zijn zó ten opzichte van elkaar geconstrueerd, dat men het altijd voelt waaien. (Eén stap buiten die binnenstad moet men zeker niet maken: men waant zich in België.) Hoe vreemd ook: zelfs bij windstil weer waait het in Rotterdam. Maar het is geen frisse wind, geen echte wind zelfs, zoals bij een doortrekkende depressie. Het is een trekwindje, een onbehaaglijke tocht die iedere voetganger schichtig maakt, hem koude rillingen bezorgt, hem tot sneller doorlopen maant en hem dus alle lust ontneemt nu eens lekker gezellig op een stoep te gaan hangen of erop te gaan liggen.

Fragment uit 'Werd het maar weer oorlog!' van Robert Loesberg in Propria Cures, 12 mei 1973.