dinsdag 17 november 2009

422ste geboortedag van Joost van den Vondel

Dichter en toneelschrijver, geboren op 17 november 1587 te Keulen. Overleden te Amsterdam op 5 februari 1679.
REY VAN ENGELEN.

ZANG:

Wie is het, die zoo hoogh gezeten
Zoo diep in ’t grondelooze licht,
Van tijt noch eeuwigheit gemeeten,
Noch ronden, zonder tegenwight,
By zich bestaet, geen steun van buiten
Ontleent, maer op zich zelven rust,
En in zijn wezen kan besluiten
Wat om en in hem, onbewust
Van wancken, draeit, en wort gedreven
Om ’t een en eenigh middelpunt;
Der zonnen zon, de geest, het leven;
De ziel van alles wat ghy kunt
Bevroên, of nimmermeer bevroeden;
Het hart, de bronaêr, d’ oceaan
En oirsprong van zoo veele goeden
Als uit hem vloeien, en bestaen
By zijn genade, en alvermoogen,
En wijsheit, die hun ’t wezen schonck
Uit niet, eer dit in top voltoogen
Palais, der heemlen hemel, blonck;
Daer wy met vleuglen d’ oogen decken,
Voor aller glansen Majesteit;
Terwylwe ’s hemels lofgalm wecken,
En vallen, uit eerbiedigheit,
Uit vreeze, in zwijm op ’t aenzicht neder;
Wie is het? Noemt, beschrijft ons hem,
Met eene Sarafijne veder.
Of schort het aen begrijp en stem?

TEGENZANG.

Dat ’s GODT. Oneindigh eeuwigh Wezen
Van alle ding, dat wezen heeft!
Vergeef het ons; ô noit volprezen
Van al wat leeft, of niet en leeft,
Noit uitgesproken, noch te spreecken;
Vergeef het ons, en schelt ons quijt,
Dat geen verbeelding, tong, noch teken
U melden kan. Ghy waert, ghy zijt,
Ghy blijft de zelve. Alle Englekennis
En uitspraeck, zwack en onbequaem,
Is maer ontheiliging en schennis:
Want ieder draeght zijn’ eigen naem,
Behalve ghij. Wie kan u noemen
By uwen Naem? Wie wort gewijt
Tot uw Orakel? Wie durf roemen?
Ghy zijt alleen dan die ghy zijt,
U zelf bekent en niemant nader.
U zulx te kennen, als ghy waert,
Der eeuwigheden glans en ader;
Wien is dat licht geopenbaert?
Wien is de glansen glans verscheenen?
Dat zien is noch een hooger heil
Dan wy van uw genade ontleenen;
Dat overschrijt het perck en peil
Van ons vermogen. Wy verouden
In onzen duur; ghy nimmermeer.
Uw wezen moet ons onderhouden.
Verheft de Godheit: zingt haer eer.

TOEZANG

Heiligh, heiligh, nog eens heiligh,
Driemael heiligh: eer zy Godt.
Buiten Godt is ’t nergens veiligh.
Heiligh is het hoogh gebodt.
Zijn geheimenis zy bondigh.
Men aenbidde zijn bevel.
Dat men overal verkondigh’,
Wat de trouwe Gabriël
Ons met zijn bazuin quam leeren.
Laet ons Godt in Adam eeren.
Al wat Godt behaeght, is wel.
Fragment uit Lucifer, 1654.